Rechtbank: ook niet-aangehouden minderjarige verdachten hebben recht op gefinancierde rechtsbijstand
De rechtbank oordeelt dat ook een niet-aangehouden minderjarige verdachte recht heeft op gefinancierde rechtsbijstand door een advocaat. Dit volgt uit artikel 6 van de Richtlijn (EU) 2016/800 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende procedurele waarborgen voor kinderen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure, die beoogt bescherming te bieden aan alle minderjarige verdachten, ongeacht of zij zijn aangehouden. In de wet is ten onrechte onderscheid gemaakt tussen niet-aangehouden en aangehouden minderjarige verdachten, aldus de rechtbank. Dit kan tot gevolg hebben dat minderjarigen rechtsbijstand wordt onthouden of dat zij, om hen alsnog aanspraak te laten maken op gefinancierde rechtsbijstand, alsnog worden aangehouden. Gezien hun kwetsbare positie is dit ongewenst en in strijd met de bedoeling van de Richtlijn. Dit betekent dat de wetgever de Richtlijn onjuist, althans onvolledig, heeft geïmplementeerd. De rechtbank oordeelt dat de kernbepaling van de Richtlijn rechtstreekse werking heeft. De rechtbank kan deze bepaling dus rechtstreeks toepassen en bepalen dat de door eiser verleende rechtsbijstand aan de niet-aangehouden minderjarige verdachte moet worden vergoed.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 09-11-2021