Dwangsom voor GI vanwege niet meewerken aan omgangsregeling
Een vader verzoekt een omgangsregeling vast te stellen waarbij de omgang tussen hem en de minderjarige wordt uitgebreid, omdat de GI tekortschiet in het nakomen van de huidige omgangsregeling. De kinderrechter merkt op dat het verloop van de zaak zorgelijk is, omdat de GI niet vertegenwoordigd wordt op zitting, geen actuele rapportage toezendt en verzuimd in de contactmomenten tussen de ouders en de minderjarige. De kinderrechter stelt een voorlopige omgangsregeling vast en ziet aanleiding een dwangsom op te leggen aan de GI, omdat er sprake is van het niet nakomen van contacten tussen de ouders en de minderjarige door een gezaghebbende instantie. Artikel 1:253a BW kan naar het oordeel van de kinderrechter namelijk analoog worden toegepast in geval van een gezaghebbende instantie in plaats van een ouder, gelet op de bedoeling van de wetgever inzake het artikel.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Breda), 01-02-2022